Voor Milan Kundera had ik niet veel bewondering. Ik vond zijn filosofische intermezzo's in zijn romans irritant. Maar van een vriend kreeg ik zijn essayboek Verraden testamenten, en ik moet bekennen dat ik door Kundera aan het denken word gezet over zaken die ertoe doen
Een van de vele lichten die Kundera laat schijnen over de kwestie Max Brod, want die staat centraal in zijn boek, is de idee dat de literaire schrijver het morele recht heeft te beschikken over zijn werk. Kafka gaf Brod herhaaldelijk de opdracht zijn werk na zijn dood te vernietigen. Maar zoals bekend heeft Brod zich aan die opdracht niet gehouden.
Nu luidt de verrassende ontknoping dat Kundera de wil van de schrijver weliswaar als een wet beschouwt, maar de mogelijkheid openlaat dat we de wet overtreden. Je moet er dus eerlijk over zijn. Wat ik doe mag niet, maar als ik dat toegeef is het minder erg.
Op dit punt wordt Kundera weer irritant voor mij. Brod noemt hij een mysterie omdat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van zijn beste vriend, maar zelf is hij evenmin bereid dat recht te respecteren. Het is namelijk onmogelijk de drie grote romans van Kafka te verbranden als je eenmaal tot je laat doordringen welke wijsheden ze ons te bieden hebben.
De actualiteit van deze problematiek geldt onverkort in onze dagen. De dode moet zijn organen doneren, al behouden hijzelf en zijn nabestaanden het recht om dit te blokkeren.
De problematiek is verder van alle kanten belicht door denkers die ik met fascinatie lees: Levinas over de schaamte, Derrida over het testament en Agamben over de wet die geldt en niet moet worden verward met de schuld van de aangeklaagde.
Hoe irritant ook, of misschien wel evenzeer daarom, via Kundera leer ik iets over een soort jacht die uit is op de vernietiging van de prooi. Eerder hebben we gezien dat de jager er juist belang bij kan hebben zijn prooi in leven te houden. Dat speelt ook hier. Om het oordeel over Kafka te onderstrepen moeten we hem de hemel in prijzen, zijn werk volledig laten drukken. We moeten de 'verraden testamenten' bekritiseren om onze claim op de erfenis kracht bij te zetten.
En toch zien we als we Kundera lezen dat de kracht van de vernietiging lijkt te domineren. In de totalitaire samenlevingen waren aanklachten niet gericht op correctie maar op vernietiging van de burger. Het proces van Kafka past daarin omdat Joseph K zich steeds meer identificeert met zijn aanklagers, daarin schuilt de hele zin van de Bildung die hij ondergaat. In de westerse samenlevingen ziet Kundera evenzeer processen die uit zijn op de vernietiging van het individu, met name in de rockmuziek en in de media die de grens tussen privé en openbaar opheffen. En passant lijkt het of hiermee ook de schaamte is opgeheven, de schaamte die bij Joseph K nog lijkt te overleven.
Uiteindelijk is het niet de schaamte maar de liefdevolle herinnering die rest. Kundera schuift het beeld naar voren uit zijn eigen roman, Het boek van de lach en de vergetelheid, van het personage Tamina die haar echtgenoot verloren heeft maar niet in staat is hem als dood te beschouwen. Zo regisseert Kundera misschien zijn eigen nagedachtenis, denk ik dan, omdat het voor hem onmogelijk is dat niet te doen.
Precies zo onmogelijk is het mij deze notitie ongepubliceerd te laten. Ik temper het vernietigende geweld van mijn blogs door ze prijs te geven aan een vluchtig medium. De grens tussen privé en openbaar wordt erin gereconstrueerd als een dun gordijn, een mist zou je kunnen zeggen. Niet de mist die Kundera waarneemt rond Majakovski en waaraan we recht moeten doen in ons oordeel. Eerder een geconstrueerde mist, een mist die wel moet leiden tot mistkenning.