woensdag 6 juli 2016

De dichter wordt even wakker

Van de wake up call zou je al doordenkend kunnen uitkomen bij de muziek, maar ook bij het gedicht. Toegegeven, de dichter lijkt ons eerder in slaap te sussen. In de nacht van de poëzie vroeger raakte de luisterende massa betoverd, geholpen door de zoete Kriek Lambieks. Het handelen en het denken worden uitgeschakeld om plaats te maken voor de verbeelding.

Maar, zoals Leo Hermens ooit dichtte, 'tot zoverdetover'. Deze titel van de dichtbundel laat zich lezen als een verglijding, zeker ook door het geschreven legato waarbij de losse woorden hun betekenis inleveren. Maar het 'tot' laat zich niet wegmasseren, zelfs niet door de alliteratie met 'tover'. Al na het eerste woord houdt Hermens in, hij brengt een cesuur aan. Letterlijk betekent caesura het hakken of vellen, bijvoorbeeld van een boom. In de poëzie betekent het een pauze in een vers.

De cesuur werkt, net als het enjambement, als een kenmerk van poëzie.  Ze kondigt een spanning aan tussen muziek en betekenis die we - met enige inspanning - kunnen terugvinden in elk vers van de bundel. Nemen we de proef op de som in het gedicht Klinkt als, dat als volgt afsluit:
De krul waarin je ligt, op je lippen woorden
stil, de vinril van een zeepaardje.
De regels starten als een alexandrijn met dansende jamben, waarin we ons zachtjes laten meewiegen. Dan volgt de cesuur, gemarkeerd door de komma maar ook door de metrische verandering. Een gelijksoortige werking als de cesuur heeft het enjambement, waarin de beweging met het woord 'stil' tegelijk wordt stilgelegd en weer op gang gebracht. Opnieuw weer, net als in de titel van de bundel, een cesuur na het eerste woord. Vervolgens wordt de jambische dans hernomen en metrisch tot rust gebracht met het laatste woord van het vers, zeepaardje.

Lukt het ons om via de cesuur de sprong te maken naar het denken en naar ons thema, het jagen?

Ja, voor het gemak maar even met hulp van Agamben. Hij wijst in Idee van de cesuur (dat ik in Duitse vertaling las in Idee der Prosa) op een lange uitlegtraditie waarin de dichter met zijn rede (de logos) zich laat voortdrijven door zijn stem, die hij berijdt als een paard. In moderne poëzie (Pascoli, Delfini, Penna) wordt het paard vervangen door een fiets.

De cesuur werkt als het inhouden van de beweging van het paard. Het effect ervan is, volgens Agamben, die daarbij weer teruggrijpt op Hölderlin, dat de dichter heel even aan het denken slaat. Maar wat hij denkt is niet een of andere gedachte, het is niets anders dan de stem en het ritme zelf, die even in der Schwebe worden gehouden:
Der rhythmische Transport, der den Schwung des Verses trägt, ist leer und trägt nur sich selbst. Es ist die Zäsur, die als reines Wort - für eine Weile - diese Leere denkt, in der Schwebe lässt, während das Pferd der Dichtung eine Weile einhält. (Idee der Prosa, p.26)
Ik zou nu lange beschouwingen kunnen houden waarin we de cesuur vervolgens uitvouwen over de filosofie van Agamben, via het thema van de 'buitenwerkingstelling'. Maar laat ik - om inslaping te vermijden - terugkeren naar dat andere paard dat de logos van de dichter draagt, het zeepaardje van Leo Hermens, het ritme, de cesuur en het beeld.

De spreker ligt in de krul van het zeepaardje, tot zover niets nieuws, Hermens stapt daarmee in de traditie van Origines tot en met Penna. Bij Willem van Aquitanië (rond 1100) is de dichter zelfs op zijn paard in slaap verzonken, durmen sus un chivau. Door de cesuur worden we lichtjes wakker geschud, maar deze subtiele wake up calls zijn de vinril van het zeepaardje, ze houden het paard in beweging. Of juist op zijn plaats, want anders dan een landpaard staat het zeepaardje niet zelden stil in het water.

We raken nu ook door het beeld - de vinril van het zeepaardje - in een zwevende toestand, die haast overbodig door Hermens wordt geïnterpreteerd als (Homerische) vergelijking van de woorden die 'stil op je lippen' liggen. De dichter wordt even wakker en wat hij ziet of hoort is niets meer dan de beweging, de stem van het gedicht. Of andersom, doordat hij met zijn ritme de beweging in gang houdt, maakt hij plaats voor een stilstand die het gedicht brengt tot bij zijn gedachte, bij zijn 'tot'.

We zijn niet bezig met een interpretatie of vertaling. Het gaat me om de beweging van het jagen, rond de hoofdvraag: waarom brengen we ons steeds weer opnieuw in een onderneming waarin we een prooi uitzetten, die najagen, maar bij dat jagen steeds weer inhouden? Waarom niet gewoon die prooi meteen pakken, of hem laten gaan?

Het dichten verheldert iets over het jagen, het gedicht draagt de logos en drijft hem voort. Maar we kunnen het gedicht niet beperken tot de beweging van het ritme. Zonder cesuur is er geen gedicht mogelijk, dat wil zeggen: zonder gedachte. Maar de gedachte wordt noch van binnenuit het gedicht uitgevouwen, noch van buitenaf aangedragen. Ze is niets anders dan het even wakker worden doordat de stem zich onderbreekt en we überhaupt merken dat er een stem klinkt, dat het gedicht er is en 'klinkt als'.

Vergelijk het met een valpartij in de Tour. Alles hoopt zich op als wiel, mens en lawaai, de kijker thuis op de bank schrikt even wakker. Vervolgens wordt de jacht op de kopgroep hernomen, bebloed en bepleisterd zoals dat gaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten