maandag 20 juni 2016

Ikzelf als prooi en jager

Angstreflexen zijn nuttig, zeker als je prooidier bent. Zo ben ik altijd extra alert geweest. Maar het kan ook té. 's Nachts heb ik er last van, van die alertheid. Via de deconstructie heb ik hem nog een tijdje kunnen romantiseren, als vigilance. Maar het geeft te denken dat je concentratievermogen afneemt als je te weinig hebt geslapen. Zo reageert het lichaam dus semi-automatisch op verzwakking en slaat de alertheid om in zijn tegendeel.

Vaak heb ik ook de neiging om mijn teveel aan alertheid te verdoven, om uit te komen bij een alertheid die me helpt in plaats van stoort. Muziek, lezen, wandelen, drinken, sport, een tijdje was ik ook aan de farmaceutische middelen, je kent dat wel. Misschien ging het om wanhopige, ongecoördineerde pogingen mijn angsten te bezweren, misschien was ik gewoon bezig mijn angsten te temmen met mijn verstand.

Hoe dan ook, door die aandacht voor mijn angst ben ik geïnteresseerd geraakt in mijn zelfbepaling als prooidier. Ik liet initiatieven aan anderen over, omarmde zelf een passieve houding, die ik vervolgens cultiveerde in de meditatie en in de ethiek. Een prooidier verstopt zich graag. Nou, ik ook. Ik lig hier op mijn bankje, lees wat en schrijf mijn teksten. Die teksten verstop ik vervolgens ook weer graag.

Ik zeg dat ik geïnteresseerd ben geraakt en mezelf heb bepaald. Zit er dan toch een actief element in mijn ziel, dat niet kan worden gereduceerd tot de identiteit van het prooidier? Is die identiteit zelf inderdaad het uitvloeisel van mijn beslissing, die in die zin mijn passiviteit tegelijk instelt en doorbreekt?

Sprekend van 'me', mijn identiteit, van een zelf dat ik kan beschouwen als mijn eigendom, mijn ziel, doe ik alsof ik voor mezelf transparant ben, alsof ik mezelf op de voet volg. Daarmee gedraag ik me als een jager in zijn gebied. Mijn ziel is een bezit dat ik moet beheren en bewaken, ik moet preventieve maatregelen nemen om te voorkomen dat hij me ontsnapt. Wanneer ik mezelf bepaal als prooidier, ben ik dat ook voor mezelf, voor mezelf als roofdier of jager.

Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer de bepalingen prooidier en roofdier in elkaar grijpen. Ik zie een merel die wormpjes vangt, en ik zie diezelfde merel voortdurend alle kanten op kijken met zijn wormpje om zijn belagers op tijd te zien. We spreken niet voor niets van een voedselketen waarbinnen in essentie elk dier zowel prooi als jager is, al is het maar in de zin van het eten van planten. Niets is zo kwetsbaar als de bijna uitgestorven Siberische tijger, of de olifant met zijn ivoor.

Mezelf als jager, hmm... Het is even wennen. Uiteraard heb ik bepaalde jagersgaven moeten gebruiken om mijn vak te kunnen uitoefenen. Een boeiende of zelfs gebiedende stem, hoezeer ik me in die stem ook ben blijven verstoppen zodat ze gepaard blijft gaan met een zekere mate van spot en monotonie. Ik heb doelen nagestreefd en gehaald. Ik volg sporen en richt mijn blik op zaken, zoals vogels in de natuur, of thema's in mijn schrijven. Maar steeds heb ik die gaven kunnen opvatten als tekens van angst, verdediging, reactie op initiatieven die van buiten kwamen.

Nu bevind ik me in een experiment of avontuur waarin zich de mogelijkheid opent mijn angst anders te duiden. Bij mijn therapie was daar al soms sprake van. Het kon zomaar zijn dat achter mijn angst een enorme boosheid schuilging, die ineens naar buiten kon komen. Ik was bang voor die boosheid, ze zou me erg kwetsbaar maken voor de rationele aanvallen van anderen. Mijn boosheid is nooit rationeel, zo lijkt het. Maar betekent dat niet dat ik door mezelf te beschermen eigenlijk wil winnen? Wil ik niet, zoals elk prooidier, overleven, en meer nog, mijn aanvaller uitputten zodat hij de strijd opgeeft?

Vroeger werd de strijd tussen Kasparov en Karpov wel in dat soort termen beschreven. Kasparov speelde aanvallend, Karpov probeerde hem met ondoorzichtige zetten in het moeras te lokken. Dat sprak me aan, het is ook wat ik in mijn blogs probeer te doen. Ondoorzichtigheid als schijnbare defensieve strategie, met als inzet het verlies van de ander zodat ik win.

Mijn angst, mijn verlangen te overleven en te winnen, ze vertellen me iets dat ik rustig denken zou durven te noemen. Denken is iets wat ik doe, maar evenzeer iets wat gebeurt. Het gebeurt langzaam, met soms een klein stroomversnellinkje. Ik kijk toe, en zie in mijn vizier mezelf als jager opduiken. Ik wacht met schieten, het is altijd van belang geduld te hebben, te wachten op het juiste moment. Zeker als we ons bevinden in de strategie dat de jacht zelf de prooi is, met als inzet die jacht in stand te houden door hem te bejagen (in essentie de strategie, volgens Bauman, van iedereen...).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten