Er zijn grofweg zo'n drie soorten relaties denkbaar tussen jager en prooi. De eerste is dat de jager zijn prooi achternazit en vervolgens te grazen neemt. De tweede is dat de jager zoveel plezier heeft in de jacht dat hij zijn prooi net niet te grazen neemt. Denk ook aan de kat die speelt met de muis en diens leven verlengt door het spel.
De derde is de relatie waarin de jager zich ineens geconfronteerd ziet met zijn veronderstelde prooi en erachter komt dat hij zelf de prooi is. De jager blijkt zelf de prooi.
Deze laatste relatie gebruikt bijvoorbeeld Derrida in zijn project (Spectres de Marx) waarin hij de zijnsleer wil omvormen tot een jaagleer, de ontologie tot hantologie. We verhelderen de zin van ons bestaan niet door te begrijpen hoe we in het licht van het zijn staan. Het zijn is nauwelijks te pakken en het pakt eerder ons, maar ook dat niet. Maar ook weer niet helemaal niet. Het zijn wordt zelf belicht vanuit het andere, het anders dan zijn. Daarin volgt Derrida Plato en Levinas. Maar niet helemaal, want volgen is ook weer zo'n term uit de jagerswereld, evenals het spoor. Als je iemand volgt merk je ineens dat je gevolgd wordt, maar je weet het niet zeker, en zelfs de paranoia gebruik je als schijnzekerheid om je tegen die ervaring te beschermen.
Samengevat: de hantologie is geen ontologie, maar ook weer niet helemaal niet. Er is geen hoorbaar verschil, geen hoorbaar verschil tussen ontologie en hantologie. Het is nog steeds mogelijk te denken dat de dingen zijn zoals ze zijn, als zodanig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten